maandag, september 07, 2015

The Names, deel 3: Ik besloot dat ik wel hield van mijn donkerste zelf, maar om mee te leven, niet om te sterven

The Names worden vandaag vooral beschouwd als een Factory-groep. Hoewel ze splitten in 1983, bleven de leden in contact met elkaar. Na verloop van tijd kwam dan ook de drang op om terug samen te spelen. Ze kenden heel wat succes na hun reünie op de Factory Night in 2007, maar de twee platen die tussen 1996 en 2015 uitgegeven werden deden het niet goed. Zanger Michel Sordinia beschouwt de nieuwe cd ‘Stranger Than You’ als de echte opvolger van ‘Swimming’ uit 1982. De plaat is zwaar beïnvloed door een belangrijke persoonlijke crisis waar Sordinia de laatste jaren doorgegaan is. Hij vertelt er alles over in dit laatste deel van het twee-en-een-half uur durende interview dat we met hem hadden.

Jullie gingen in 1983 uit elkaar. Op de nieuwe plaat staat een nummer - ‘The Days’ - dat over nostalgie gaat of zelf spijt… Wou je meer bereiken in je jeugd?

Neen. Het is zeker een melancholisch nummer, maar het is vooral een nummer over de nood om geen tijd meer te verliezen. Het gaat over nu. ‘The days, they are no more…’ Ze zijn er wel nog, maar minder. Dit is niet de tweede poging van The Names om terug te komen. Van nu af aan zullen we niet meer stoppen. Ik was niet van plan om te stoppen. We kwamen terug uit Wenen en deden een fantastisch concert in Leipzig. Dat was het laatste wat we deden. Bij de terugkeer - het was einde mei, dus de kinderen hadden examens - planden we nog repetities voor de zomer. We hadden optredens die op stapel stonden. Maar dan stopte mijn zoon met school, op een eerder brutale en ingewikkelde manier. Een aantal dingen in mijn leven stortten in elkaar. Ik had gewoon meer tijd nodig. Ik had het verschrikkelijke idee om me van de muziekwereld af te scheiden. Het duurde maanden, zonder oplossing. We gingen naar psychologen, en één van hen zei: ‘Je zoon zal niet beter gaan zolang je hem verantwoordelijk maakt voor het feit dat je geen muziek meer maakt. Negeer hem. Maak je muziek en hij zal beter gaan.’ Dat is ook gebeurd.

Dat is geweldig!

Ja, maar de ironie is dat hij niet naar school terugkeerde. Je kan er ook voor kiezen om voor de jury te komen. Dat is wat hij deed. Zijn vrienden die op school gebleven zijn leggen nu hun examens af, terwijl hij zijn jury al een maand geleden doorstond. Dat is de ironie van de zaken. Twee jaar zonder school… Wow, een speciaal geval… Het nummer ‘Stranger Than You’ handelt daarover.

Het gaat over een jongen die niet meer naar school gaat omdat hij niet aanvaard werd. hij was te vreemd…

Absoluut. Het heeft me zestien maanden gekost om te zeggen: ‘Goed, ik vertrouw je. Je zegt dat je de jury zal doen, maar je moet je organiseren. Je zal een hoop dingen zelf moeten doen.’
- Maar ik zal niet veranderen!
- Verander niet! Zoek een manier om met je eigenzinnigheid om te gaan, zodat je niet afgesneden wordt van de sociale wereld.
Dat nummer is erg persoonlijk.

Laat ons naar de eerste reünie gaan. Dat was in 1996?

Inderdaad, 1996. De vier oorspronkelijke leden kwamen terug samen. We waren erg enthousiast. We namen een andere bassist omdat ik al jaren niet meer gespeeld had en daar ook niet aan dacht, wat natuurlijk dom was. We namen de plaat op in Sint-Gillis, wat een goed idee was. dEUS had daar zij eerste plaat opgenomen, en we werkten met dezelfde geluidsman. Maar toen namen we twee heel slechte beslissingen. De eerste was om onze naam te veranderen. Zo dom! En het idee kwam van mij! Ik dacht: ‘Iedereen komt terug, het is vulgair, commercieel. Wij weten toch beter!’

De naam ‘Jazz’ trok ook nergens op.

Neen. Het was een soort provocatie. Ik maakte de zaken gewoon ingewikkeld waar dat niet nodig was. Dat is volledig mijn schuld. Sommige nummers waren geweldig, maar op ander nummers werden krachtige en lawaaierige composities vrij tam. We namen ‘Dreaming Of Wolves’ - een nummer van Christophe (toetsen, xk) - op met grootse gitaren. Het was geweldig. Ik wou dat uitbreiden naar andere nummers, maar Christophe werkte dat tegen. Bij de mix hebben we alles tot iets weerloos herleid. Ik moet nu opnieuw over mijn zoon beginnen. We hadden plannen voor optredens, maar toen werd mijn zoon geboren. Herfst 1996, dezelfde week als de uitgave van de cd. Ik had geen boodschap meer aan muziek. Ik was nergens ander voor beschikbaar dan om nieuwe vader te zijn. De plaat kreeg geen enkele aandacht, deels door mijn ‘geniaal’ idee om ‘The Names’ niet te gebruiken op de hoes. het ging er zelfs niet om om uit elkaar te gaan. Het gebeurde gewoon niet. Ik heb geen spijt, want ik was zo blij om kinderen te hebben. Marc had oudere kinderen en was erg betrokken. We hadden verschillende banen. We beschouwden het gewoon als een mislukking.
We hadden James Nice (curator van Factory Benelux, xk) nodig om ons erop te wijzen dat er best wel goede dingen op de cd stonden en die op ‘In Time’ te verzamelen (een verzamelaar van nummers op ‘Jazz: Night Vision’ en ‘Monsters Next Door’, xk). We verkopen thans de laatste exemplaren aan de mensen die weten dat wij het zijn. (lacht) Ik was daar zo fout in. De spijt kwam pas een paar maanden later. Ik begon terug muziek te maken op mijn eentje. In 2005 hielden we een feestje bij me thuis met 50 of 60 mensen. Ik vroeg Marc, Christophe en twee andere muzikanten om een optreden te geven. Een aantal covers en een paar Names-nummers. Het optreden staat op de dvd, als bonus. Heb je de dvd?

Neen, die heb ik niet.

De video’s staan erop, een televisie-optredens voor de RTBF, het optreden op de eerste Factory Night (once again), de homevideo waarop we nummers spelen van Iggy Pop en Neil Young (‘Cortez The Killer’ in het Frans!) en een paar andere verrassingen. Toen wisten we dat we muziek wilden blijven maken. Het gerucht kwam tot bij Frédéric Cotton (organisator van de Fantastique Nights, xk). Hij hoorde dat we terug aan het spelen waren. Dat was de schakel die nog ontbrak, het sleutelmoment. Ineens werden we terug gevraagd. Frédéric heeft contact opgenomen: ‘Ik wil een Factory Night organiseren in de Plan K.’

Hij zat al met het idee om een Factory Night te organiseren?

Ja. Hij had mijn telefoonnummer vastgekregen en zei: ‘Ik me dat niet inbeelden zonder The Names. Zien jullie dat zitten?’ Dat was september en het optreden was drie maanden later.

Het was een zeer speciaal optreden. Jullie speelden zelfs met strijkers.

Neen, dat was op de tweede editie, één of twee jaar later.

Ik vond jullie show alleszins geweldig.

Het was magisch. Hij vroeg of we konden spelen en ik zei: ‘Absoluut. Je hebt het juist, we spelen opnieuw.’ De groep kwam om de vijf weken samen. Soms gingen we naar het platteland en namen we dingen op. Het was leuk. We hadden niet de intentie om terug live te spelen. Maar ik zei dat het goed was en heb de datum genoteerd. Dan heb ik de anderen gebeld en heb ik hen gezegd: ‘Hou die datum vrij, we zullen op de Factory Night in de Plan K spelen’. Ik had dat besloten, en ik zou het om geen enkele reden weigeren. Ik zou ander muzikanten gezocht hebben, echt. Ik ben eeuwig dankbaar aan James Nice en Frédéric Cotton. Als James al onze opnames niet uitgegeven had op cd en op internet, zouden we hier niet zitten om erover te praten. En als Frédéric niet gezegd had ‘ik kan het niet zonder jullie doen’, dan was het ook niet gebeurd.

Het publiek was uitzinnig. De mensen kwamen uit heel Europa. Er waren minstens 20 mensen uit Italië. Nadien richtten we een website en een MySpace op. Iedereen postte berichten dat ze daar waren en grote fans waren. Er stonden drie rijen voor me die alle teksten meezongen. We hadden al 25 jaar niet meer opgetreden. Ik was echt overdonderd.

We waren erg opgewonden toen we op het podium traden. Ik zei aan de groep: ‘We gaan op het podium en we zijn als een trein. We hebben onze nummers en we gaan gaan door de zaal, door het publiek. Wat ook gebeurt, we gaan volle kracht. Geniet ervan, het zou het laatste optreden kunnen zijn.’ We hadden aan mensen gevraagd om het te filmen, voor het nageslacht. Na twee nummers - en je kan dat zien op de dvd - keken Marc en ik elkaar aan: ‘is dit echt?’ We beseften dat mensen naar ons verlangden. Dat is een sleutelfactor in je persoonlijk leven, maar ook als groep. Het gaat om verlangen. Het verlangen om daar te zijn, maar ook het verlangen van het publiek om je te zien.

Ik stond ook in het publiek. Crispy Ambulance, Section 25 en Kevin Hewick speelden er, maar ik vond jullie optreden het beste. Ik herinner me ook een kleine anekdote. Mensen bleven maar ‘Calcutta’ roepen, ook toen jullie dat nummer al gespeeld hadden. Hadden ze het nummer dan niet herkend?

(lacht) Ik weet niet, misschien wilden ze dat we het twee keer zouden spelen. Het was alleszins geweldig. Achteraf kregen we voorstellen om in Frankrijk te spelen en verschillende keren in Italië. Het begon gewoon opnieuw. Het werd werkelijkheid. ik vertel je gewoon een klein iets over ‘Calcutta’ dat veelzeggend is. ‘Calcutta’ is veel groter geworden dan we destijds dachten. Dat is te danken aan Studio Brussel en alle verzamelaars op EMI en Sinners’ Day.

Het was destijds niet de hit die jullie gewenst hadden…

Neen, maar op langere termijn… We gaven een optreden in de Botanique. Het was niet ons optreden. Het was MGMT, die twee Amerikanen die drie miljoen platen verkocht hebben. Ze hadden beter in Vorst Nationaal gespeeld. Alles was op vijf minuten uitverkocht, een record voor Le Botanique. MGTM zijn grote fans van The Names, en ze wisten langs internet dat we opnieuw aan het spelen waren. Hun manager belde Le Botanique om te zeggen dat ze The Names als voorprogramma wilden. Wij waren eigenlijk niet klaar. We waren een eerder intieme set aan het inoefenen opdat Christophe Boulenger - onze nieuwe toetsenist - aan ons gewend zou geraken. Zijn eerste optreden werd dus de Botanique, met een hoop volk. MGMT maakte duidelijk dat ze wilden dat we voor een volle zaal speelden, niet als een klassieke opener waarbij iedereen aan de bar blijft praten. We begonnen op het uur waarop zij moesten beginnen. Ze waren zo vriendelijk. En getalenteerd, ook al zijn ze wat te poppy naar mijn smaak. We gingen het podium op. Het publiek bestond uit jongeren van 17 tot 20 jaar. De meerderheid kwam uit de Franstalige bourgeoisie. Ken je het? Jongeren met een hemd en hun pullover over de schouders geplooid, een typisch Ukkel-uiterlijk. Geen enkel verband met de mensen waar we gewoonlijk voor spelen. Ze kenden ons niet. Ik zei niet wie we waren. Ze reageerden erg goed. We speelden eerder hard en snel. Plots weerklonk de intro van ‘Calcutta’, en er ging een golf door het publiek. Het was ongelooflijk. Ze wisten niet eens wie we waren, maar ze kenden wel het nummer; Toen ben ik dat beginnen onderzoeken. Ik ben beginnen beseffen dat ‘Calcutta’ iets veel groter geworden was dan wat het was toen het uitkwam. Nu zijn we niet meer verrast als - waar we ook gaan - de mensen beginnen schreeuwen als we ‘Calcutta’ aanheffen.

Deze hele periode resulteerde in de cd ‘Monsters Next Door’ in 2009. Wilden jullie nieuwe nummers schrijven na de Factory Night?

Dat deed ik al.

Waren sommige nummers al geschreven voor de Factory Night?

Ja, we hebben er zelfs een paar gespeeld op dat optreden. Waarschijnlijk zelfs te veel. We hebben achteraf geleerd dat je maximum vier nummers kan spelen uit een nieuwe plaat, en negen moet spelen dat de mensen al kennen. Ik begreep dat toen we in Milaan speelden en mensen vroegen naar nummers die we niet gerepeteerd hadden. We hebben besloten om dat te aanvaarden.

Dat hebben jullie niet gedaan op de cd-voorstelling in de Novanois. Daar speelden jullie vooral nieuwe nummers, aangevuld met jullie grootste hits.

Ja, maar bij de volgende optredens in Athene en in België zullen we dat niet meer doen. De nieuwe setlist zal heel wat oudere nummers bevatten: ‘Discovery’, ‘Life By The Sea’… Vooral de Italianen houden erg van dat laatste nummer. ‘Spectators of Life’ krijgt een volledig nieuw arrangement. We spelen 17 nummers in totaal: 6 van de nieuwe plaat en 11 oudere nummers. Achteraf heb ik gemerkt dat zelfs de bekende groepen dat doen. Ze hoeden zich echt voor het spelen van nieuwe nummers.

Zelfs The Cure. Het is alsof de laatste jaren niet gebeurd zijn. (lacht)

Ja. Ik hou heel erg van ze. Weet je, één van de eerste opnames die we deden - het nummer ‘Cat’ op de ‘From Brussels With Love’-verzamelaar - was een hulde aan hen. We gebruikten dezelfde reverb op de stem.

Ik hou van sommige nummers op ‘Monsters Next Door’, maar ik heb enkel de nummers gehoord op de ‘In Time’-verzamelaar. Ik weet dat veel mensen destijds zeiden dat The Names te bombastisch geworden waren, te veel conventionele rock…

Juist. Die plaat had geen centrum. Het was een verzameling liedjes eerder dan een album. Het was een soort compromis tussen Chritophe en ik. Hij heeft me niet gedwongen om dit compromis te maken, maar ik ging gewoon het conflict uit de weg. Onze muziek moet warm opgediend worden, en deze plaat was eerder lauw. Het enige nummer waar ik werkelijk heel blij over was - en dat op het nieuwe album had kunnen staan - is ‘Flesh Wounds’. Het is uitgestrekt, krachtig en luid met een tekst die tot denken aanzet. Helemaal wat ik wou. Ik wou op dat nummer verder bouwen, maar dat hebben we niet gedaan. Het was te braaf en had geen hart, geen centrum. Dat zal nooit meer gebeuren. Ik was eigenlijk onmiddellijk ontevreden over de plaat. Het was moeilijk om te aanvaarden, maar we hadden veel optredens. Daar genoot ik zo van dat we in zekere zin het conflict uitgesteld hebben. Christophe en ik zijn goede vrienden. Hij was er in de Novanois. Hij is er altijd. Dat is zeldzaam. Onze vrienden uit Londen zeggen dat het erg ongebruikelijk is dat mensen die een groep verlaten hebben daarna nog naar hun optredens komen. Meer nog: Luc Capelle was er ook, hoewel hij de groep moest verlaten voor onze terugkeer in 2007.

Ben je niet bang dat ze over de nieuwe cd hetzelfde gaan zeggen? Dat het te conventioneel is?

Neen, dat denk ik niet. Er zijn een paar nummers die uit de toon vallen - je kan geen plaat maken over ‘vreemdheid’ als je nummers niet toelaat om anders te zijn - maar technisch gezien heb je over de hele plaat hetzelfde geluid en dragen de belangrijkste nummers hetzelfde gevoel uit: een heel intense, emotionele en recht-in-je-gezicht aanpak. Nu moeten we alleen nog de mensen aan het luisteren krijgen. Ik heb een hoop cd’s naar de pers gestuurd, maar bijna niemand heeft er over geschreven. Ik vermoed dat ze niet eens geluisterd hebben. Ik kan ermee leven. Zaken zijn anders voor een ‘heritage-band’, zoals James Nice zegt. (Ik noem het zelf een ‘old-timers band’.) We hoeven niet zoveel te verkopen. Het verkoopt trouwens vrij goed. We streven geen groot commercieel succes na. We willen gewoon alles zo professioneel mogelijk doen en even goed op het podium zijn als op plaat. Deze plaat zal nog lang verkopen. James is tevreden met de verkoop. Als hij tevreden is ben ik ook tevreden. Het enige spijtige is… als ze er maar naar zouden luisteren. Ik wil niet onbescheiden klinken, maar ik weet dat op deze plaat minstens vier of vijf nummers staan die echt uitzonderlijk goed zijn. Dat neemt niemand me af. Als ze er niets over schrijven, dan is dat omdat ze er niet naar geluisterd hebben.

Het was alweer James Nice die met het idee voor ‘In Time’ op de proppen kwam, dat de beste nummers van Jazz en ‘Monsters Next Door’ verzamelde.

Dat was volledig zijn idee, hij heeft de nummers gekozen.

Hij heeft ook opnieuw een ‘Day side’ en een ‘Night side’ gebruikt.

Ja. Hij heeft me geschreven om te vragen wat ik ervan vond, en ik heb gezegd: ‘James, het is jouw idee en ik zou het niet beter kunnen doen.’ Hij had een uitstekend en intuïtief gevoel over de volgorde van de nummers. Indien we zelf een mix hadden moeten maken uit die twee cd’s, dan denk ik niet dat we beter hadden kunnen doen. Het was zijn troetelprojectje. ik vroeg hem of hij dacht dat er een markt voor was, en hij was daar absoluut van overtuigd. We hebben soms meningsverschillen. Hij is het label en wij zijn de groep. Maar hij is een fantastische kerel. We hebben zoveel aan hem te danken.

Jullie hebben ook gespeeld op het Wave-Gotik-Treffen. Hoe kwam dat tot stand?

Ze hebben ons uitgenodigd.

Op basis van ‘Monsters Next Door’?

Ik denk op basis van onze hele geschiedenis. Het was op dat prachtig buitenpodium, de Parkbuhne. Alles was zo goed georganiseerd. Het was één van de gemakkelijkse onderhandelingen ooit. Ik heb gezegd dat ik graag in de avonschemering wou spelen, en ze hebben ons goed geplaatst. Er was nog één groep na ons geprogrammeerd, maar die hebben moeten afzeggen. Ik denk dat hun zanger ziek was. En dus waren wij de hoofact en dat was geweldig. Er was nog wat licht, maar de lichtshow begon toch al zin te hebben. Ik heb er enorm van genoten.

Zo komen we terug bij de nieuwe plaat ‘Stranger Than You’. Jullie hebben er twee jaar en half aan gewerkt.

Niet echt. Het maakte zichzelf beetje bij beetje. We hadden een aantal demo’s van voor mijn zware crisis, 8 of 9 nummers. Een aantal daarvan hebben we gebruikt in een herwerkte versie, andere niet. Een nummer als ‘Baby You’re Scary’ komt rechtstreeks uit die sessies. Er was ouder materiaal - zowel muziek als teksten - waar ik op terugkwam. Vanaf het moment dat ik James en de groep vertelde dat we een dubbele plaat gingen maken, ging alles snel. We zijn voor een week gaan opnemen. We aten en sliepen samen en konden de studio dag en nacht gebruiken. Dat was een sleutelelement om de plaat te maken wat hij is. Er was zelfs te veel materiaal. Het eerste wat echt verschillend was, was dat het materiaal meer intiem was. Thomas (Neidhardt, co-producer, xk) spreekt vloeiend Engels en gaf commentaar op mijn teksten. Hij was een beetje bang van sommige dingen die ik geschreven had.
- Ga je dat echt zingen?
- Thomas, ik ben nu verder. Het ligt achter mij.
Maar de liedjes zijn echt foto’s van mijn zwaardere periode. Het tweede verschil met vroeger is dat we ons echt voor een week volledig ingedompeld hebben in de muziek. Tenslotte waren sommige nummers nog nooit gerepeteerd. ‘What She Knows About The Night’ was enkel een idee toen we de studio introkken. Ik had mijn bas mee. Ik sloeg die zo hard mogelijk aan, speelde de riff en de anderen begonnen erop mee te spelen. Het was niet ingeoefend als een nummer dat op de plaat zou komen. We hadden een erg dringende aanpak. We kwamen niet op dingen terug als we het gevoel hadden dat het goed was. We hebben zelfs een paar fouten gewoon laten staan. Ik wou absoluut opnieuw bas spelen. Ik ben niet de beste bassist ter wereld. Maar voor de studio vond ik dat ik het moest doen, en ik ben erg blij met het resultaat. Nadat ik James over het project vertelde ging alles heel snel. We waren erg verrast - zelfs op repetities - over hoe goed alles bij elkaar paste.

Kunnen we even stilstaan bij sommige nummers? Bijvoorbeeld: ‘My Angel Of Death’. Het is erg persoonlijk, zoals je al zei…

Het is één van die liederen over de dood. Jacques Brel deed er bijvoorbeeld ook eentje… Ik wil mezelf niet vergelijken met Brel, maar het is iets waar veel mensen over zingen. Er was een moment dat ik erg dicht was… en dat ik dit geschreven heb. Er zijn heel wat films waarin de dood voorkomt… niet als een skelet met een zwarte kap, maar als een vrij aantrekkelijke creatuur. Het idee is dat de dood een deel van het leven is, dat de dood deel is van de liefde… Eros, thanatos. Het is gewoon een gevoel en het is mijn versie daarvan. Ik ben erg blij met het idee om er jonge stemmen aan toe te voegen, en ik hoop dat mensen plezier zullen hebben als ik dood ben.

Het idee is toch triestig?

Ja, sowieso, maar het leven is een grap. We lachen op het eind. Er valt niets te vrezen. Die jonge stemmen die zingen dat je moet opletten voor vampiers. Er zijn nog nummers waarop ik vampiers en monsters uitnodig. Het is mijn Tim Burton ding. De volgende keer dat ik hem zie, geef ik hem een exemplaar, want sommige elementen komen van hem. (Sordinia is een gereputeerde filmcriticus, xk)

Het arrangement van ‘My Angel Of Death’ is speciaal, maar het nummer dat er echt boven uit steekt is ‘Die Mauer Is No More’, met een prachtarrangement dat minutenlang aansleept.

Dat was echt ‘Rock Bottom’ (de plaat van Robert Wyatt, zie deel 1 van het interview, xk). Dat was het dichtste dat ik ooit kwam tot het zeggen van ‘stop’. Het was een nacht in Berlijn… Ik was er om over het festival verslag te geven, als filmcriticus. Ik was erg enthousiast. Ik hou van Berlijn, en ik begon toen de stad erg goed te kennen. Gelukkig, maar niet toevallig, waren daar een aantal studenten, Franse fans van de groep. Ze hebben via het internet contact opgenomen om iets te gaan drinken.. Eén drank werden er meerdere... Het nummer is volledig realistisch. Bepaalde gesprekken vonden plaats, andere niet. Bowie was er niet bij. Die nacht ben ik volledig ontsnapt aan mijn donkerste zelf. Ik besloot dat ik wel van mijn donkerste zelf hou, maar ik wil leven met mijn donkerste zelf. Ik wil niet sterven met mijn donkerste zelf. Ik ben die mensen voor eeuwig dankbaar. Zij wisten dat niet, maar ze kenden en hielden van de muziek. Het was rakend om ineens begrepen te worden. Ze hadden bijvoorbeeld gelijk over de betekenis van oudere nummers. Ik weet dat we jongere fans hebben, maar dit was echt indrukwekkend. Ik schreef het nummer ’s nachts in mijn hotel. Ik viel waarschijnlijk in slaap toen de eerste persvorstelling de volgende ochtend begon. (lacht) Ik heb die mensen nog teruggezien. Ik heb Thomas ontmoet - die halftijds in Berlijn woont - en heb hem gezegd dat we een grootse plaat gingen maken. Hij was heel bezorgd over mij. Ik heb hem een paar teksten getoond, en gezegd dat het niet de vrolijkste plaat ging worden, maar dat hij zich daar geen zorgen over moest maken. Dat was het moment waarop ik ‘Rock Bottom’ bereikt had. Vanaf dan ging het alleen maar beter.

Het was dus zoals Bob Dylan gezegd had… ‘Als je aan het zinken bent en je bent een songwriter, probeer niet te zwemmen. Ga naar de bodem en je zult uiteindelijk terug boven komen, en je zult wellicht nog wat interessante nummers schrijven onderweg.’ 

En hij had volledig gelijk.



Geen opmerkingen: