zondag, oktober 13, 2013

Looking for Europe. The history of Neofolk. (Andreas Diesel, Dieter Gerten)

‘Er is geen andere scene naast ons die op esthetisch vlak zoveel doet om als ‘rechts’ aanschouwd te worden en zich dan zo onbegrepen of beledigd voelt als een buitenstaander inderdaad tot die conclusie komt.’ Dit citaat uit ‘Looking for Europe. The history of Neofolk’ van Andreas Diesel en Dieter Gerten zou weleens de ultieme samenvatting van het boek kunnen zijn.

Looking for Europe is een indrukwekkend werk, dat poogt om de belangrijkste aspecten en groepen uit de Neofolk op een rijtje te zetten. Het is het zusterboek voor ‘Looking for Europe. The Neofolk Compendium’, een schitterende compilatie die op vier cd’s de geschiedenis van en de belangrijkste groepen uit de Neofolk verzamelt. Ook de cd-verzameling hield al een behoorlijke uitleg van bijna 40 bladzijden in over Neofolk. Is een volledig boek er dan niet wat over? Neen, absoluut niet. Van dit boek van 500 bladzijden is geen blad overbodig. Het is zelfs zo goed dat je er spijt van hebt als je het uit hebt.

Het boek is opgedeeld in drie delen. Een eerste deel geeft een inleiding en een overzicht van de belangrijkste invloeden, van de wortels in de Gothic en Industrial scenes tot de belangrijkste voorgangers. In een tweede deel komen de belangrijkste groepen aan bod. Let wel, er komen minder en soms andere groepen aan bod dan op de cd’s, maar de diepgang met dewelke ze besproken worden is onovertroffen. De auteurs weten elk nummer te plaatsen en geven u tekst en uitleg bij elke historische of literaire referentie. In een derde deel worden een aantal hete hangijzers verder uitgediept, zoals de spirituele fascinaties of het gekoketteer met fascistische symbolen en ideeën.

Hangijzers die eigenlijk als een rode draad doorheen het hele werk lopen. Blijkbaar houden de vele extreemrechtse verwijzingen niet enkel buitenstaanders bezig, maar ook de aanhangers van het genre zelf. Bijna elk interview houdt een vraag in over de vele verdenkingen van extreemrechtse sympathieën waarmee het genre geconfronteerd worden. Sommige groepen - zoals Kirlian Camera - worden vooral besproken omwille van die verdenkingen, en niet zozeer omwille van de muziek.

Het is duidelijk de bedoeling van de auteurs om te bewijzen dat van die aantijgingen niets aan is. Ze doen hieromtrent heel verdienstelijk werk en weten me grotendeels te overtuigen. Want zelf heb ik ook al vaak sceptisch toegekeken naar wat zich in de Neofolk allemaal afspeelt en naar de ware obsessie die deze groepen hebben met fascistoïde ideeën. Maar, zo stellen de auteurs met verve, het thematiseren van deze donkere zijde van de geschiedenis en van de menselijke geest hoeft niet te betekenen dat men met dit gedachtegoed sympathiseert.

De kritiek, zo valt te lezen, komt vooral van linkse atheïsten, een groep waar ikzelf me prima in kan vinden. Zij staan meteen op de barricades van zodra iets er fascistisch uitziet, en begrijpen geen knijt van de spirituele achtergrond die Neofolk beweegt. Laat me op dat laatste punt alvast schuld bekennen. Ik loop eigenlijk niet zo hoog op met zaken als metafysica en alchemie, en de idiote fascinatie voor magick en runen begrijp ik al helemaal niet.

Wat de fascistische verwijzingen betreft, moet ik zeggen dat het me soms afstoot, maar ook een zekere aantrekkingskracht heeft. Het is zeker één van de redenen waarom ik het boek gekocht heb. Zo heb ik na het lezen van dit boek geen enkele moeite om te begrijpen dat een groep als Strength Through Joy - dat zijn naam afleidt van de fascistische organisatie Kraft Durch Freude - vooral gedreven is vanuit een historische interesse, net zoals The Moon Lay Hidden Beneath A Cloud en Der Blutharsch, die ook vele referenties naar nazisme en fascisme in hun werk verweven hebben.

De critici krijgen het verwijt om zich altijd op dezelfde feiten te fixeren en het groter geheel niet te willen zien. Maar de auteurs lijken van hun kant soms belangrijke feiten eveneens te willen minimaliseren. Zo wordt het lidmaatschap van Tony Wakeford (Sol Invictus) tot het Britisch National Front amper het vermelden waard geacht. Ook al weet ik dat Wakeford zich al duizendmaal heeft moeten verantwoorden voor iets dat hij zelf als ‘waarschijnlijk de grootste stommiteit in mijn leven’ omschreven heeft, het hoort thuis in het debat. Ik moet anderzijds toegeven dat het deel over Death In June - die hier als ‘de zwanezang van het fascisme’ omschreven worden - bijzonder goed onderbouwd is, ook al heb ik nog steeds mijn twijfels bij het stuk over het bezoek van Douglas Pearce aan Kroatië, dat hier als louter liefdadigheid wordt omschreven.

Meer moeite heb ik met de behandeling van Boyd Rice. Deze operettemisantroop die openlijk voor zijn sociaal-darwinistische en elitaire ideeën uitkomt, wordt gemakkelijk vrijgepleit met het argument dat het gemiddelde managementboek evenveel sociaal-darwinisme inhoudt als zijn controversiële uitspraken. Met dergelijke sneren aan de management-ideologie ben je bij mij natuurlijk aan het juiste adres, maar het is toch wat kort door de bocht. Bovendien lezen we dat ‘hij bij ons weten geen racistische, antisemitische of homofobe uitspraken gedaan heeft’. Bekijk dan nog even het videofragment waarin Boyd zich trots als een vertegenwoordiger van de ‘underground racial music’ voordoet en ook zijn kameraden uit Current 93 en Death In June mee in bad trekt.

Maar wat ook de tegenargumenten - die zoals gezegd niet echt uitgediept worden - zijn, de auteurs sloven zich uit om te bewijzen dat hier geen werkelijk fascisme achter schuilt, dat het meer om een interesse gaat om de schaduwkanten van de geschiedenis en de mensheid gaat. Enkel Josef Klumb van Von Thronstahl lijkt geen genade te vinden in hun ogen, maar hier wordt wederom niet dieper op ingegaan.

Het is dan ook interessant om even in te gaan op de vele invloeden, die uitvoerig beschreven en uitgelegd worden. Het refereren naar occulte schrijvers of geschiedenis is een belangrijk aspect van de Neofolk. De invloeden zijn legio, maar een aantal referenties - schrijvers, filosofen, historische figuren, films - komen bij verschillende groepen steeds opnieuw terug, en vormen een soort ‘canon’ van verwijzingen. Ik citeer hier een aantal namen die verschillende keren terugkomen in het boek:
  • Friedrich Nietsche: de invloedrijke Duitse filosoof en bedenker van de ‘übermensch’ hoeft amper voorgesteld te worden. Hoewel Nietsche op zich niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor wat de nazi’s van hem gemaakt hebben, kan het geen kwaad om in dit verband even Leszek Kołakowski te citeren: ‘de nazi’s hebben hun übermenschen opgedragen om ‘de wil tot macht’ te lezen, en het baat niet om te zeggen dat dit puur toeval was en dat ze even goed ‘kritiek van de zuivere rede’ hadden kunnen kiezen.’
  • Ernst Jünger: een controversiële Duitse schrijver die aanvankelijk sterk nationaal-revolutionair gericht was, maar met de nazi’s brak toen ze de macht grepen. Later schreef hij werken over de ‘waldganger’ en de ‘anarch’, over types van individuen die zich van de rest van de maatschappij afzonderen om hun eigen gang te gaan.
  • Julius Evola: een anti-egalitair en antidemocratisch Italiaans filosoof en esotericus die dicht bij de fascisten stond en een terugkeer naar een sterk hiërarchische traditionele maatschappij voorstond.
  • Ezra Pound: een Amerikaans modernistisch dichter die in het interbellum naar Italië verhuisde en er zijn steun voor Mussolini uitsprak, alsook voor andere fascistische figuren als Hitler en Oswald Mosley.
  • Yukio Mishima: een Japans extreemrechtse schrijver die drie keer genomineerd werd voor de nobel-prijs literatuur. Hij pleegde hara-kiri na een mislukte couppoging door zijn privémilitie, de Tatenokai.
  • Aleister Crowley: een Brits occultistisch schrijver, die zichzelf zag als gronder en profeet van de thelemitische religie, en ook een vooraanstaand lid was van de Ordo Templi Orientis.
  • Karl Maria Wiligut: Oostenrijks occultist en SS-brigadeleider die een belangrijke rol speelde in de esoterische fantasieën van Heinrich Himmler, onder meer in de heropbouw van de Wewelburg, dat ze wilden uitbouwen tot ‘centrum van de wereld’.
  • Hermann Hesse: Zwitserse nobelprijs literatuur, auteur van onder meer ‘Siddharta’ en ‘De steppewolf’. Hij waarschuwde al vanaf de jaren 20 voor het opkomend fascisme in Duitsland.
  • Leni Riefenstahl: Duitse filmregisseur die vooral bekend is van nazi-propagandafilms als ‘Triumph des Willens’.
  • Corneliu Codreanu: stichter van de fascistische IJzeren Garde, een gewelddadige en antisemitische beweging in het interbellum in Roemenië.
  • Austin Osman Spare: een Engelse occulte kunstenaar. Na kort in de omgeving van de eerder vernoemde Crowley te hebben vertoefd, ontwikkelde hij zijn eigen esoterische filosofie.
  • Oswald Spengler: Duits conservatief schrijver, vooral bekend van ‘De ondergang van het avondland’ waarin hij een pessimistisch beeld gaf van een Europa in verval. Stond aanvankelijk achter de nazi’s, maar keerde zich later van hen af, onder meer omwille van hun rassenleer.
  • The Wicker Man: een Britse horrorfilm uit 1973, waarin een politieagent op zoek gaat naar een verdwenen meisje en op een eiland terechtkomt waar een mysterieuze heidense cultus bedreven wordt.
  • Il portiere di notte: een controversiële Italiaanse film uit 1974 over een overlevende van een concentratiekamp die een sadomasochistische relatie aangaat met een voormalige SS-officier.
Het lijkt er sterk op dat de canon van referenties in de Neofolk sterk naar rechts toe neigt. Ze lijken er ook door geobsedeerd om verbrande figuren te rehabiliteren, waarbij ze de literaire en filosofische verdiensten van mensen als Evola, Pound of Mishima los van hun fascistische voorkeuren willen beschouwen. Anderzijds is deze keuze ook sterk esoterisch, spiritueel en traditionalistisch beïnvloedt. Deze voorkeuren kunnen niet anders dan ook iets zeggen over de aanhangers van het genre, al hoeft dat van hen nog geen nazi’s te maken.

In het laatste deel wordt erop gewezen dat de neofolkers erg individualistisch en anticonformistisch zijn, op het elitaire en zelfs misantropische af. Dat is ook de reden waarom ze volstrekt ongevaarlijk zijn, wat hun fascinaties en obsessies ook zijn. Als ze zich steeds van elk kuddegevoel afzetten, kan er geen grote volksbeweging uit voortvloeien. Maar het is een ongemeen interessante subcultuur, die een reële diepgang inzake geschiedenis, literatuur en filosofie inhoudt. En die diepgang wordt in dit boek prima uiteengezet. Enkel daarom al zou ik deze ‘Looking for Europe’ aanraden.

Geen opmerkingen: