dinsdag, februari 07, 2006

Bauhaus - Near The Atmosphere

Een mens krijgt niet elke dag de kans om een legende aan het werk te zien. Gisteren was dat wel het geval. Bauhaus deed dan de Ancienne Belgique aan in hun intussen tweede reünietournee, de ‘Near The Atmosphere’-tour. De groep speelt nog steeds in haar oorspronkelijke bezetting, met Peter Murphy die zingt, Daniel Ash aan de Gitaar, David J. op de bas en Kevin Haskins op de drums. Ze leverden een uitstekend concert af.

Bauhaus heeft origineel amper 5 jaar bestaan, van 1978 tot 1983. Zij waren toen één van de eersten om de energie van de punk te combineren met een donker en kunstzinnige imago, en stonden zo mee aan de basis van het Gothic-genre. Vandaag proberen de leden zich zo veel mogelijk te distantiëren van de Gothic-beweging. (Zanger Peter Murphy zei in een interview met Humo uit 1998: ‘Ik ontken niet dat we er iets mee te maken hadden, maar om nu te zeggen dat we het genre uitgevonden hebben… Ik bespeur ook weinig gevoel voor ironie bij die andere groepen, iets wat wij bijvoorbeeld wél hadden.’) Toch behouden ze hun voorliefde voor theatrale optredens. Eens op het podium is iedereen netjes in het zwart gehuld en Murphy schrikt zelfs niet terug voor een streepje eyeliner. Gelukkig zijn de tijden waarin Murphy enkel gehuld in wat flarden en hopen mascara het podium opliep al lang voorbij.

Het optreden stak van wal met ‘Burning From The Inside’, de titeltrack van hun laatste studioplaat uit 1983. De zinsnede ‘Let’s be near the atmosphere’ omvatte zowat het opzet van het optreden. De groep schakelt al snel over naar het prille beginwerk met ‘In The Flat Field’, uit de gelijknamige eerste plaat, onmiddellijk gevolgd met ‘God in an Alcove’ van dezelfde plaat. ‘In the Flat Field’ verscheen in 1980, in de nadagen van de punk. Het hield er de rauwe energie van over, maar dan in een duistere, meer existentiële atmosfeer. Ook de invloeden van David Bowie, Iggy Pop en Brian Eno zijn erop terug te vinden. Bauhaus had zich toen al een stevige live-reputatie verworven en had een aantal hits gescoord in de onafhankelijke lijsten. Deze hits, zoals ‘Terror Couple Kills Colonel’ en ‘Dark Entries’, zijn gisteren uiteraard allemaal de revue gepasseerd.

Bauhaus speelt op zich een vrij voor de hand liggende set. Logisch, als je maar vier studioplaten hebt voortgebracht. De eerste echte verassing is ‘Swing the Heartache’, een psychedelisch nummer uit de derde en erg geslaagde plaat ‘The Sky’s Gone Out’. Deze plaat betekende een evolutie ten aanzien van hun eerste platen. Er werden meer akoestische instrumenten op gebruikt en veelvoudig gelaagde arrangementen. Dit is wellicht één van de redenen waarom er minder uit dit later werk geput werd. Bauhaus hield het gisteren op gitaar, bas, drum en zang, en had de volumeknop volledig opengedraaid. (In die mate zelfs dat menigeen zich beklaagde geen oordopjes meegenomen te hebben.)

Ook uit de tweede plaat ‘Mask’ werd heel wat gespeeld. ‘Mask’ was het logisch gevolg op de debuutplaat, maar iets doordachter en gebalder. ‘In Fear of Fear’ werd als eerste gespeeld. Daniel Ash haalde voor de gelegenheid zijn saxofoon boven. Ook ‘Dancing’ en ‘Kick in the Eye’ konden niet ontbereken. Het obligate ‘She's In Parties’ mocht een rijtje indrukwekkende hits openen, gevolgd door ‘The Passion of Lovers’ en het magnifieke ‘Silent Hedges’. ‘She's In Parties’ zou samen met het openingslied het enige zijn dat Bauhaus uit hun laatste studio-lp ‘Burning From the Inside’ speelden. Net voor de opnames van die plaat, in 1983, was Peter Murphy ernstig ziek geworden. Hij liet de andere groepsleden bijgevolg heel wat van de plaat afwerken. Twee nummers werden zelfs door de andere groepsleden gezongen (respectievelijk ‘Who Killed Mister Moonlight’ door David J. en ‘Slide of Life’ door Daniel Ash). De plaat luidde duidelijk het einde van de groep in. Amper een maand nadat de plaat uitkwam, kondigden de leden aan dat ze uit elkaar gingen.

Na de split concentreerden de leden van Bauhaus zich op nieuwe projecten. Daniel Ash had reeds Tones On Tail opgericht met een roadie, en al snel zal ook drummer Kevin Haskins zich bij de groep voegen. Als ook bassist David J. de groep aanvult, vormen de drie ex-Bauhausers Love and Rockets, waarmee ze vooral in de Verenigde Staten furore weten te maken. In 1989 scoren ze een hit met ‘So Alive’. Voor Peter Murphy valt het nieuwe begin wat tegen. Hij richt Dali’s Car op met Japan-bassist Mick Karn, maar dat wordt een flop. Daarna begint hij aan een solocarrière, die in 1990 zijn vruchten afwerpt met ‘Deep’ en de hit ‘Cuts You Up’. Hij maakt daarna nog verschillende aardige platen, maar in 2002 weet hij werkelijk muzikale grenzen te verleggen. Dan brengt hij ‘Dust’ uit, een meesterwerk waarin hij atmosferische, eclectische electronica vermengt met Turkse en islamitische invloeden. Murphy heeft zich intussen bekeerd tot de soefi-islam en is in Turkije gaan wonen. De plaat wordt geproducet door de befaamde Turks-Canadese wereldmuzikant Mercan Dede.

Terug naar het optreden. Een rustiger moment werd ingebouwd met ‘Hollow Hills’, waarop Daniel Ash zijn gitaar met een drumstick als strijkstok bespeelt. Dan halen de decibels het weer met ‘Stigmata Martyr’, ‘Hair of the Dog’ en uiteindelijk ‘Dark Entries’. De groep verlaat het podium, maar komt al snel terug voor meer. Op het ingetogen ‘All We Ever Wanted Was Everything’ speelt Murphy zelf akoestische gitaar. Dan komen de covers. Eerst ‘Severance’, een Dead Can Dance-nummer dat Bauhaus had bovengehaald tijdens hun Resurrection Tour in 1998. Toen besloten de leden na jarenlang aandringen terug samen te komen voor een viertal exclusieve concerten in Los Angeles. Het succes van deze optredens was zodanig groot dat ze er meteen een wereldwijde tournee aan koppelden. Daarbij deden ze ook de Brielpoort in Deinze aan. De reünie werd overal lovend onthaald. Hier en daar verkondigde zelfs iemand dat de nieuwe Bauhaus beter was dan de oorspronkelijke.

De Bauhaus-leden windden er toen geen doekjes rond dat de reünie bijzonder lucratief was. Ze leverden de toeschouwers waar voor hun geld. Naast een muzikaal perfecte vertolking van hun nummers hielden ze toen ook visueel een erg sterke show. Het is betreurenswaardig dat ze ditmaal de visuele trukendoos thuis gelaten hebben. Wellicht zal niemand van de aanwezigen in Deinze vergeten hoe Murphy tijdens het openingsnummer ‘Double Dare’ op een televisiescherm in het midden van het podium verscheen en het publiek met dreigende stem aanmaande: ‘I dare you, to be real…’ Niet dat ze er dit keer niets van bakten. De vier hadden duidelijk wat aandacht aan hun uiterlijk besteed en zagen er opvallend fit uit. Enkel Murphy bleek al wat haren verloren te hebben. Maar hij verstaat nog steeds de kunst om dodelijk kil het publiek in te staren en holt en springt als een prille twintiger.

Na ‘Severance’ kwam de Joy Division-cover ‘Transmission’. Een beetje een voor de hand liggende keuze voor een New Wave-groep, misschien zelfs te voor de hand liggend voor Bauhaus. De tweede bisronde bestond ook uit covers, maar deze keer uit nummers die al lang tot het Bauhausrepertoire horen. Eerst ‘Telegram Sam’ van T-Rex, en daarna een sublieme versie van ‘Ziggy Stardust’ van David Bowie. Uiteindelijk komt de groep nog een derde maal terug. Ze eindigen met het nummer waar ze ooit mee begonnen in 1978, een ellenlange versie van ‘Bela Lugosi’s Dead’. Murphy heeft voor de gelegenheid zijn lange zwarte jas uit de kast gehaald en hij doet zijn vampierenact, wijd gesticulerend met de uiteinden van de jas in zijn handen. Daarna verlaat Bauhaus definitief het podium en ploppen de lichten aan, kwestie van het vampierenvolk snel terug buiten te krijgen. Dit optreden was veel meer dan zuivere nostalgie. Het gaat hier om een groep die haar oeuvre met grote klasse en muzikale perfectie speelt. Het zijn geen dinosaurussen, maar vakmensen die nog steeds verdienen om invloedrijk genoemd te worden.