woensdag, maart 23, 2005

Turkije tussen islam en secularisme

Toen Colin Powell in april vorig jaar tijdens een televisiedebat zei dat Turkije een ‘islamistische republiek’ was, schrok hij wellicht van de heftige reacties. ‘Turkije is een seculiere en democratische staat’, antwoordden de Turken, en dit sinds de oprichting van de Turkse Republiek in 1923 door Mustafa Kemal Atatürk. Islamitische politieke bewegingen hebben het vaak zwaar te verduren gehad in Turkije, maar sinds 2002 heeft de islamitische partij AKP er net geen tweederde meerderheid. De ironie van de geschiedenis wil dat net deze partij, die uit een fundamentalistische en antiwesterse traditie komt, nu Turkije in de Europese Unie probeert binnen te loodsen en democratische hervormingen doorvoert.

Aan het begin van de twintigste eeuw is het Ottomaanse Rijk - dat dan nog een belangrijk deel van het Arabische schiereiland en delen van Algerije en Zuidoost-Europa omvat - in verval. Het heeft een aantal belangrijke militaire nederlagen geleden, is heel wat gebied verloren en heeft een enorme technologische en militaire achterstand ten aanzien van het westen. Het is in die context dat een jonge Ottomaanse officier, Mustafa Kemal, zich aansluit bij een geheime organisatie van hervormingsgezinde officieren, Vatan, wat zoveel betekent als Vaderland.

Later zou hij zich ook bij het Comité voor Eenheid en Vooruitgang voegen, een organisatie die ook bekend staat als de Jonge Turken en in 1908 de macht grijpt in het Ottomaanse Rijk. Onder Duitse invloed schaart het Ottomaanse Rijk zich in de Eerste Wereldoorlog aan de kant van de asmogendheden. Mustafa Kemal laat zich hierbij opmerken als officier, door een aantal belangrijke overwinningen te behalen op de geallieerde legers.

De asmogendheden, waaronder het Ottomaanse Rijk, verliezen de Eerste Wereldoorlog, en de toenmalige sultan Mehmet VI kan niet anders dan het Verdrag van Sèvres tekenen, waarin hij grote gebieden van het Rijk afstaat. Kemal zou zich van dan af inzetten om het Turkstalige hart van het uiteenvallende Ottomaanse Rijk één te houden. Hij richt, tegen de wil van de sultan en het verdrag van Sèvres in, een eigen leger op om de Grieken de verdrijven uit Anatolië. Vanuit Ankara neemt hij de macht over en zet hij een voorlopig parlement op dat de Ottomaanse regering en het verdrag van Sèvres verwerpt.

Oprichting Turkije
Op 23 oktober 1923 wordt de Turkse Republiek uitgeroepen. Kemal begint hervormingen door te voeren die van Turkije een modern en westers georiënteerd land moeten maken en die de invloed van de Islam in het publieke leven moeten inperken. Het afschaffen van het kalifaat moet symbool staan voor de hervormingen. De functie van Sheik-al-Islam, een soort paus van de islam, wordt erdoor afgeschaft. Voor het eerst in de geschiedenis doet niemand aanspraak op de titel van geestelijke leider van de Islam.

De sharia, de islamitische wetgeving, wordt vervangen door het burgerlijk recht, het onderwijs wordt geseculariseerd, de polygamie afgeschaft, de vrouw krijgt gelijke rechten,… Kemal doet geen concessies aan de traditionalisten. Hij verwestert zelfs de kledingsdracht, de kalender en het alfabet. Hij neemt ook het westerse gebruik over om iedereen een familienaam toe te wijzen. Het parlement mag Kemal een achternaam geven. Dat wordt Atatürk of Vader van de Turken. Atatürks hervormingen zijn er echter niet op gericht de Islam helemaal uit het publieke leven te verwijderen. Zijn gedachtegoed is in de eerste plaats nationalistisch, en de Islam vindt daarin zijn plaats als een onderdeel van de Turkse identiteit, ondergeschikt aan de staat.

De seculiere hervormingen van Atatürk ontlokken tegenreacties. In 1925 komen de Koerden in opstand, onder meer om het kalifaat te herstellen en de seculiere hervormingen van Atatürk terug te schroeven. Atatürk treedt ferm op. De opstand wordt de kop ingedrukt en de Koerden krijgen het zwaar te verduren. Massale deportatie en een verbod van de Koerdische taal zijn hun deel. Onder de opstand worden ook alle oppositiepartijen verboden.

In 1926 pleegt een tegenstander van de hervormingen van Atatürk een moordaanslag, maar die mislukt. Later zal Atatürk, die ondanks zijn autoritair bewind altijd het doel van een meerpartijenstaat trouw zou zijn gebleven, nog experimenteren met het toelaten van een oppositiepartij en met vrije verkiezingen op lokaal vlak, experimenten die snel stopgezet werden. Atatürk sterft in 1938.

Islamitische fundamentalisten beschouwen Atatürk tot op de dag van vandaag als hun absolute vijand. Als Bin Laden in zijn eerste videoboodschap na de aanslagen van 11 september spreekt over de ‘tachtig jaar van vernedering en schande’ die ‘de Islamitische natie’ heeft doorstaan, dan verwijst hij naar het verval van het laatste kalifaat, dat hij graag terug zou oprichten van Andalusië tot China. Vorig jaar werd Metin Kaplan - ook bekend als de kalief van Keulen, omdat hij het kalifaat vanuit deze stad wil heroprichten - aangehouden en uitgeleverd aan Turkije omwille van het plannen van een aanslag op het graf van Atatürk met een vliegtuig vol explosieven.

Democratie?
Het zou nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren, tot 1950, vooraleer er in Turkije een meerpartijensysteem ontstaat. Tijdens het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog is Turkije, ondanks zware druk van de asmogendheden, neutraal gebleven. Pas in april 1945 sloot Turkije zich aan bij de geallieerden, wat de Turken het lidmaatschap van de V.N. opleverde. Door de gespannen verhouding met de Sovjet-Unie, omwille van de controle over de Bosporus, gaat Turkije zich steeds meer tot het westen richten, wat in 1951 leidt tot toetreding tot de NAVO.

Hoewel formeel een democratie, blijft het Turkse regime autoritair en blijft vooral de greep van het leger op het politieke leven in Turkije erg belangrijk. In 1950 haalt de Democratische Partij, de belangrijkste oppositiepartij en een afscheiding van de 'kemalistische' CHP of Republikeinse Volkspartij, de absolute meerderheid. De Democratische Partij voert een autoritair beleid waarin de persvrijheid sterk beknot wordt en streng opgetreden wordt tegen opposanten. Als de partij in 1960 alle politieke activiteiten buiten het parlement verbiedt en een onderzoek naar de oppositie start, grijpt het leger de macht. Ze ontbindt de Democratische Partij op grond van het schenden van de grondwet en het vestigen van een partijdictatuur. In 1961 komt er een nieuwe grondwet, die de pers, de universiteiten en de rechterlijke macht nieuwe rechten geeft.

Erbakan
In de jaren ’60 treedt een nieuwe politieke figuur op de voorgrond. Zijn naam is Necmittin Erbakan. Hij komt uit Konya, een bolwerk van religieus conservatisme in Turkije, en is de zoon van één van de laatste islamitische rechters onder het Ottomaanse Rijk. Hij zal de hoofdrol spelen in de opkomst van de politieke islam in Turkije gedurende de volgende drie decennia. Erbakan wordt in 1969 als onafhankelijke verkozen in het Turkse parlement. Daarvoor was hij lid van de Gerechtigheidspartij, de opvolger van de Democratische Partij die in 1960 van de macht verdreven was. De Democratische Partij was zich sindsdien steeds meer gaan verzetten tegen het kemalisme – de nationalistische ideologie van Atatürk - en het secularisme van de Turkse staat. In 1970 richt Erbakan zijn eigen partij op, de Nationale Orde Partij.

Erbakan heeft zijn politieke ideeën theoretisch onderbouwd, en noemt zijn gedachtegoed de Milli Gorus of Nationale Visie. Deze is erop gericht van Turkije een nieuw systeem en zelfs een nieuwe beschaving te maken, gebaseerd op islamitische principes, die het zou opnemen tegen de westerse beschaving. Hij beschouwt het Turkse secularisme als een systeem dat door een minderheid opgelegd wordt aan de moslimmeerderheid in Turkije. Internationaal wilt Erbakan alle banden verbreken met het imperialistische westen en Israël en hij schrikt er in zijn redevoeringen niet voor terug om de problemen van de Turkse economie of zelfs de Europese Unie af te schilderen als het gevolg van een zionistisch wereldcomplot.

Machtsgrepen
In 1971 grijpt het leger nogmaals de macht. Erbakans Partij van de Nationale Orde wordt verboden omdat ze een theocratie zou nastreven. Erbakan gaat op exil naar Zwitserland, maar keert in 1972 terug en sticht de Nationale Heilspartij. Daarmee slaagt hij erin om in 1974 eerst vice-premier en dan premier te worden. Het einde van de jaren ’70 is politiek instabiel. Regeringen komen en gaan in steeds wisselende coalities, waarin Erbakans partij meestal vertegenwoordigd is. Het geweld neemt van alle kanten toe. De extreemrechtse Grijze Wolven plegen aanslagen op links en de oppositie, en ook extreemlinke stadsguerrilla’s plegen heel wat aanslagen. In Koerdistan richt Öcalan de Koerdische guerrillabeweging PKK op.

In 1979 vallen meer dan 1500 doden bij politiek geweld. In 1980 loopt het aantal politieke moorden in Istanbul en Ankara op tot 200, roepen de Grijze Wolven stadsdelen die onder hun controle zijn uit tot ‘vrije zones’ en roept de linkse burgemeester van Fatsa een marxistische vrijstaat uit. De MSP van Erbakan laat de regering vallen omwille van de pro-westerse koers, en organiseert daarna een massabetoging in Konya waarin een totale breuk met het westen en Israel geëist wordt, evenals de terugkeer naar een islamitisch bewind. Zes dagen na Erbakans betoging grijpt het leger de macht. Het leger ontbindt het parlement, verbiedt alle politieke partijen en laat duizenden politieke figuren uit alle strekkingen arresteren, waaronder Erbakan.

Refah
In 1982 wordt een nieuwe grondwet opgesteld. Politici van het oude regime, zoals Erbakan, mogen voor 10 jaar geen politieke activiteiten uitoefenen. In 1986 wordt dat verbod opgeheven en wordt Erbakan voorzitter van de in 1984 opgerichte Refah- of Welvaartspartij. In de jaren ’90 gaat het Refah voor de wind. Bij gemeenteraadsverkiezingen in 1994 haalt ze 18,4% van de stemmen en kan ze 28 burgemeesters leveren, waaronder die van Ankara en Istanbul. Bij de parlementsverkiezingen van 1995 haalt ze 21,3% en wordt daarmee de grootste fractie in het parlement. Het succes van de partij valt naast de islamitische revival ook te verklaren door het oncorrupte imago en het sociaal basiswerk van Refah.

In 1997 wordt Erbakan premier van Turkije. In zijn campagne fulmineerde Erbakan opnieuw tegen het judeo-christelijke Europa, wou hij uit de NAVO stappen en alle banden met Israël afbreken. Erbakan voert niets van dit programma uit, maar zijn regering wordt door leger en oppositie met argusogen gevolgd. Ook binnen zijn partij krijgt Erbakans stijl kritiek. Een jongere generatie wilt breken met de provocerende en autoritaire stijl van Erbakan en wil zich verzoenen met de seculiere meerderheid in Turkije en zelfs met het Turkse leger.

De regering staat onder sterke druk van het leger, dat een islamisering van Turkije wil verhinderen. Bezoeken van Erbakan aan Iran en Libië worden beschouwd als een breuk met de westers georiënteerde traditie van Turkije. Een dertigtal parlementariërs van coalitiegenoot DYP lopen over naar de oppositie en de regering moet aftreden. Deze gebeurtenissen worden wel eens beschouwd als een ‘fluwelen putsch’ of een ‘postmoderne staatsgreep’. Het leger publiceert kort na de val van de regering een memorandum waarin het islamisme omschreven wordt als de grootste bedreiging voor de Turkse staat.

In 1998 wordt Refah buiten de wet gesteld wegens het bedreigen van het seculier karakter van Turkije. Erbakan mag vijf jaar lang geen politiek bedrijven. Gewezen Refah-partijleden richten de Partij van de Deugd op, die op zijn beurt in 2000 verboden wordt. Leden van die partij hadden op dat verbod geanticipeerd door de AKP (Gerechtigheid en Ontwikkelingspartij) op te richten. Deze beweging distantieert zich van Erbakans Milli Gorus-ideologie en wil een meer pragmatische en moderne koers varen. Ongeveer gelijktijdig wordt ook de Saadet Partisi opgericht, die wel trouw blijft aan het Milli Gorus-gedachtegoed.

Absolute meerderheid
In 2002 haalt de AKP de absolute meerderheid in Turkije. De versplintering van de andere partijen in combinatie met de kiesdrempel van 10% maakt dat de AKP net geen tweederde meerderheid haalt, met de kemalistische CHP als enige oppositie. Omdat Erdogan, de eigenlijke leider van de partij, veroordeeld is wegens een toespraak waarin hij gelovigen als ‘onze soldaten’ en minaretten als ‘onze bajonetten’ omschreef, moet Abdullah Gül een paar maanden de functie van premier vervullen. Vanaf de eerste dagen van de AKP-regering is de veranderde koers duidelijk. De AKP roept de toetreding tot de Europese Unie uit tot haar eerste prioriteit, een ideaal dat in totale strijd staat met de ideeën van Erbakan. AKP-kopstukken voeren een charmeoffensief uit om Europese leiders ervan te overtuigen dat ze geen fundamentalisten zijn, maar gematigde moslims die de scheiding van kerk en staat eerbiedigen.

Erdogan gebruikt de Europese Unie ook voor de binnenlandse politiek. De toetreding komt goed uit om de harde lijn binnen zijn partij in te tomen en om de wantrouwerige Turkse elite en het leger achter hem te krijgen. De toetreding wordt door de AKP-leiding zelfs beschouwd als een middel om hun oude vijand, de kemalistische ideologie, te bestrijden. Zo beschouwen ze de Europese visie op godsdienstvrijheid als een middel om de onderdrukking van de Islam, zoals het verbod op het dragen van een hoofddoek in universiteiten of het verbieden van islamitische partijen, ongedaan te maken. De partij staat ook te springen om hervormingen rond democratie en mensenrechten door te voeren en om de rol van het leger in te dijken, thema’s die hoog op hun agenda staan door de geschiedenis van vervolging van hun beweging.

Gematigd?
Is de gematigde koers die de AKP vaart ingegeven door pragmatiek of door een ware verandering van hun programma? Van Abdullah Gül weten we dat hij al lang een dissident was die de islamitische beweging gematigder wou maken. Van Erdogan weten we dat hij in zijn jeugd een extreme islamist was, maar dat hij zich later als de hervormer heeft ontplooit die de pragmatische en moderne koers heeft ingezet. De AKP zelf vergelijkt zich het liefst met de Duitse christen-democraten: religieus, conservatief en rechts. Het wetsvoorstel om overspel strafbaar te maken, dat onlangs onder druk van de Europese Unie afgevoerd werd, laat uitschijnen hoe men dat moet interpreteren. Maar over één evolutie valt alvast niet te twijfelen: in tegenstelling tot haar voorgangers is de AKP vastbesloten om Turkije een plaats te geven in de Europese Unie.

Halen de verkiezingen Zimbabwe uit het internationale isolement?

Met Zimbabwe gaat het niet zo goed. De uithaal van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice, die Zimbabwe als een voorpost van de tirannie bestempelde, is slechts de laatste uiting van het internationale isolement waarin het land zich sinds 2002 bevindt. Toen hadden de verkiezingen tot heel wat internationaal protest geleid. Ondertussen ligt de Zimbabwaanse economie in puin, leidt het land onder voedselschaarste en zijn er miljoenen vluchtelingen die de buurlanden trachten te bereiken. Ontwikkelingshulp krijgt Zimbabwe nog nauwelijks omwille van de corrupte reputatie van het bewind. De verkiezingen van maart 2005 bieden een kans om het isolement te doorbreken. Maar kan men een regering die in het verleden alle democratische regels aan de laars lapte, vertrouwen om deze keer vrije verkiezingen te houden?
De politieke en economische situatie in Zimbabwe is sinds 2000 enorm achteruit gegaan. De Movement for Democratic Change (MDC), in 1999 gesticht door vakbondsmilitanten, bedreigde toen voor het eerst de ijzeren greep van de ZANU-PF van president Mugabe. Mugabe verloor een referendum over een grondwetwijziging omwille van de oproep van de MDC om tegen te stemmen en in de parlementsverkiezingen dat jaar haalde de MDC 57 zetels binnen, tegenover 62 voor de ZANU-PF. Ondanks dit resultaat zijn de verkiezingen volgens de MDC niet correct verlopen. Ze diende klachten in over het verloop van de verkiezingen in 37 kiesdistricten, klachten die vandaag nog steeds niet tot één uiteindelijk verdict geleid hebben.

Maar het zijn de gemeentelijke en presidentsverkiezingen van 2002 die Zimbabwe echt geïsoleerd hebben. Naarmate de verkiezingen naderden, nam het geweld tegen MDC-aanhangers toe. De waarnemers van de Europese Unie werden door Mugabe nog voor de verkiezingen naar huis gestuurd. Bij lynchpartijen van oppositieleden bleef de politie afzijdig. In streken waar de oppositie sterk stond, waren de verkiezingen slecht georganiseerd en als klap op de vuurpijl werden een hoop oppositiefiguren gearresteerd. Oppositieleider Tsvangirai kreeg een proces wegens landverraad, maar werd intussen vrijgelaten.

Internationaal protest
De internationale gemeenschap reageerde heftig, des te meer daar de onteigeningen van blank landbouwgebied door de regering tot gewelddadige uitspattingen leidden, waarbij de politie eens te meer afzijdig bleef. De Commonwealth, de unie van voormalige Britse kolonies, schrapte Zimbabwe voor twaalf maanden. Toen de Commonwealth de schrapping in 2003 voor onbepaalde tijd wou verlengen, stapte Zimbabwe uit eigen beweging op.

De Europese Unie besloot na de verkiezingen van 2002 om sancties te nemen tegen Zimbabwe. 95 ZANU-PF-prominenten kregen een visaverbod en hun eigendommen in Europa werden bevroren. Er werd een wapenembargo uitgevaardigd. Europese ontwikkelingshulp werd opgeschort, behalve voor projecten die directe steun naar de bevolking leveren. Het tekenen van belangrijke verdragen werd uitgesteld. Een aantal maatregelen werden in ACP-verband uitgevaardigd. ACP staat voor ‘Afrika, Caribbean & Pacific’ en bundelt een aantal voormalige Europese kolonies die met Europa een samenwerkingsverband afgesloten hebben.

Zimbabwe werd het eerste land dat gesanctioneerd werd in het kader van het akkoord van Cotonou, het akkoord dat door de Europese Unie en de ACP-landen werd ondertekend in 2000 en dat regels voor goed bestuur en democratie inhield. De E.U. nam echter geen economische sancties tegen Zimbabwe, oordelend dat de sancties enkel het regime mochten treffen en niet de bevolking.

ACP
Toen Zimbabwaanse leiders in november 2002 aanwezig wilden zijn op de gezamenlijke zitting van het Europees parlement met vertegenwoordigers van de ACP-landen leidde dit tot een incident. België had voor de gemeenschappelijke vergadering visa’s toegekend aan twee ministers die op de zwarte lijst van de Europese Unie stonden. De voorzitter van de gemeenschappelijke zitting, de Brit Glenys Kinnock, protesteerde fel en verklaarde dat de twee niet toegelaten zouden worden op de zitting. De ACP-landen vreesden dat dit een precedent zou worden waarbij de Europese Unie unilateraal zou beslissen wie ze geschikt zouden achten om de zittingen bij te wonen. De zitting werd uiteindelijk geschorst. Zimbabwe beloofde naderhand om geen personen van de zwarte lijst meer af te vaardigen.

In 2004 dreigde hetzelfde incident zich te herhalen toen Zimbabwe voor de gemeenschappelijke zitting alweer een minister uit de zwarte lijst van de E.U. afvaardigde, Kumbirai Kangai. De christen-democratische fractie dreigde de zitting te boycotten. Uiteindelijk kon de Zimbabwaanse ambassadeur inspringen voor Kangai en vond de zitting gewoon plaats. Binnen de E.U. zijn wel spanningen gerezen tussen Groot-Brittannië en Nederland, voorstanders van een harde aanpak van Zimbabwe, en Frankrijk en Portugal, die een meer soepele aanpak verdedigden.

Geen hulp
Ook de V.N. bekritiseerden de verkiezingen van 2002 bij monde van Kofi Annan en Mary Robinson, de V.N.-commissaris voor mensenrechten. Later, in het rapport ‘Striving for Good Governance in Afrika’ van oktober 2004, bekritiseerde de Economische Commissie voor Afrika van de V.N. het electorale systeem in Zimbabwe, en formuleerde ernstige twijfels bij de wil van de Zimbabwaanse regering om de rechtsstaat te respecteren. In het onlangs verschenen V.N.-rapport ‘Investing in Development’, dat de investeringen wou bepalen om de Millenium-doelstellingen te behalen die in 2000 door wereldleiders vastgelegd werden, wordt Zimbabwe opgenoemd in de lijst van landen die geen grootschalige hulp mogen krijgen omdat ze beticht worden van grove schendingen van de mensenrechten.

Al dat protest lijkt Mugabe niet te deren. Ondanks de kritiek werden wetten gestemd die de werking van de onafhankelijke pers en NGO’s moeilijker maken. Sinds in 2002 een wet is gestemd ter bescherming van de privacy, zijn er meer dan dertig journalisten gearresteerd. De krant The Daily News moest sluiten na een procedurekwestie omtrent de privacywet, die ze voor een rechtbank wou aanvechten.

NGO’s opereren er moeizaam. Buitenlandse NGO’s als Amnesty International zijn er niet meer welkom, en ook buitenlandse steun aan Zimbabwaanse NGO’s is verboden. De regering kan zich middels een speciaal opgerichte NGO-raad rechtstreeks mengen in de werking van de NGO’s.

Zuid-Afrika
Maar Zimbabwe is niet volledig geïsoleerd. Het heeft ook bondgenoten, vooral in Afrika. Landen als Zuid-Afrika en Nigeria aanvaardden wel de verkiezingsuitslag van 2002. De Zuid-Afrikaanse president Mbeki klaagde over de vooringenomenheid van de Commonwealth ten aanzien van Zimbabwe en bekritiseerde ook de sancties die de E.U. uitvaardigde. In Afrika wordt de kritiek op Zimbabwe nogal gemakkelijk geweten aan racisme of neokolonialisme.

Zuid-Afrika is altijd nauw verbonden geweest met Zimbabwe omwille van de gemeenschappelijke strijd tegen de apartheid in de jaren ’60 en ’70. Sinds Zimbabwe in 1980 haar eigen apartheidsregime omver wierp, heeft het geen moeite gespaard om het ANC in Zuid-Afrika te steunen in haar strijd.

Zo valt te verklaren dat de Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki weinig druk uitoefent op Mugabe, alhoewel iedereen het erover eens is dat een fermere houding van Zuid-Afrika Zimbabwe onmiddellijk tot toegevingen kan dwingen. Mbeki zelf zegt dat hij ‘stille diplomatie’ uitoefent om Zimbabwe respect voor democratische regels bij te brengen.

Maar de crisis in Zimbabwe heeft nu ook gevolgen voor Zuid-Afrika. Zo’n drie miljoen Zimbabwaanse vluchtelingen verblijven momenteel in Zuid-Afrika. Zuid-Afrika en Mozambique nemen nu maatregelen tegen de toestroom van Zimbabwaanse vluchtelingen en beperken hun elektriciteitsleveringen omdat Zimbabwe niet in staat is om haar achterstallige rekeningen te betalen.

Er gaan in Zuid-Afrika steeds meer stemmen op voor een strengere houding ten aanzien van Zimbabwe. De conferentie van Zuid-Afrikaanse katholieke bisschoppen deed een oproep hiertoe en de brutale uitwijzing van een Zuid-Afrikaanse vakbondsdelegatie heeft binnen het ANC veel debat teweeggebracht.

Onafhankelijkheid
Het zag er nochtans goed uit toen Zimbabwe in 1980 onafhankelijk werd. Toen nam de ZANU-PF van Robert Mugabe de macht over van het apartheidsregime van Ian Smith. Onder Smith noemde het land Rhodesië, naar de ontdekkingsreiziger die het land ontdekte, en was het internationaal volledig geïsoleerd geraakt. Een burgeroorlog met zwarte onafhankelijkheidsbewegingen, waaronder die van Mugabe, en een tussenkomst van Groot-Brittannië maakten in 1979 een eind aan 15 jaar apartheidsregime.

Mugabe nam de macht over in een land dat veel mogelijkheden bood. Het land had een florerende tabaksteelt, een goede infrastructuur en een bloeiende landbouw. Begin jaren ’80 had Zimbabwe een economische groei van 5,6% en begon het aan grootschalige sociale projecten, waaronder de expansie van het aantal scholen. Maar tegen eind jaren ’80 vertraagde de groei. De overheidsuitgaven om de sociale projecten en het leger te bekostigen liepen hoog op. In 1990 legt het IMF Zimbabwe een Structureel Aanpassingsprogramma op, maar dat pakte anders uit dan verwacht. De armoede bleef toenemen. In 1994 leefde 40% van de bevolking onder de armoedegrens. In 2002 was dat cijfer opgelopen tot 75%.

Landherverdeling
En dan was er de landshervorming. Tijdens het kolonialisme en het apartheidsregime was de quasi-totaliteit van de landbouwgrond in blanke handen gekomen. Er waren in de jaren ’80 en ’90 herverdelingsprogramma’s geweest, maar desondanks bleef het land voor een groot deel in de handen van blanke landbouwers. Het Lancaster House Agreement, het akkoord dat tot stand was gekomen aan het einde van de onafhankelijkheidsstrijd van Zimbabwe in 1979, beschermde het bezit van blanke boeren en voorzag dat de herverdeling van land gepaard moest gaan met compensaties.

Toen dat akkoord in 1989 op zijn eind kwam, zag de regering zijn kans om een stap verder te gaan in de landhervormingen. De grootgrondbezitters konden nu verplicht onteigend worden, op voorwaarde dat ze gecompenseerd werden. Verschillende internationale actoren waren bereid fondsen vrij te maken om de landhervormingen te financieren.

In 2000 stelde Mugabe een programma voor van onteigeningen zonder compensaties. Mugabe stond onder zware druk van zijn achterban, en daarin vooral van de veteranen van de onafhankelijkheidsoorlog. Critici zeggen dat de landhervormingen ook tot doel hadden om de electorale basis van de ZANU-PF te verstevigen tegen de opkomende MDC. Er wordt Mugabe onder meer verweten dat de herverdeling in de eerste plaats ten voordele kwam van ZANU-PF-leden en veteranen van de onafhankelijkheids-strijd.

Deze veteranen zagen de onteigeningen van land als een voortzetting van hun strijd. Zij koesterden ook wrokgevoelens ten aanzien van de MDC, die in het verleden belastingsverhogingen afgeblokt hadden ten voordele van de veteranen, en een grondwetswijziging hadden tegengehouden die onteigeningen zonder compensatie mogelijk zou maken. Zij speelden een belangrijke rol in de gewelddadige intimidatie van blanke boeren en MDC-aanhangers in 2002.

De landhervorming had catastrofale gevolgen. De voedselproductie bedroeg in 2003-2004 maar 51% van het niveau van 2000. Na de landhervorming was de productie van grootschalige commerciële boerderijen slechts één tiende van de productie in de jaren ’90. Er ontstonden grote voedseltekorten, en Zimbabwe, dat vroeger haar landbouwproducten exporteerde naar heel de regio, moest enorme hoeveelheden voedsel importeren om een hongersnood af te wenden.

Nieuwe verkiezingen
De ZANU-PF van Mugabe schrijft nu nieuwe verkiezingen uit voor maart. Die beslissing is genomen zonder overleg met de oppositie. De ZANU-PF streeft ernaar om een tweederde meerderheid te halen, zodat ze ook de grondwet zou kunnen herschrijven. Na lang aarzelen heeft de belangrijkste oppositiepartij MDC aangekondigd dat ze aan de verkiezingen zou deelnemen. Toch blijft de MDC erbij dat de verkiezingen niet in overeenstemming zijn met de protocollen van de SADC (Southern African Development Community) die Zimbabwe ondertekend heeft. Zo kan de regering alle openbare manifestaties verbieden. Op basis van deze wet werd Ian Makona, de leider van de campagne van MDC, onlangs gearresteerd op een meeting voor de kandidaten van de MDC. Om verdere arrestaties te vermijden gaat de MDC van huis tot huis, en vermijden ze om publieke manifestaties te organiseren. Er zijn ook klachten dat de registratie van kandidaten bemoeilijkt wordt.

Vrije verkiezingen zullen de sociale en economische problemen van Zimbabwe niet oplossen, maar ze zijn wel noodzakelijk om het internationaal isolement te doorbreken en de regering terug legitimiteit te geven. Maar de vraag is natuurlijk in hoeverre deze verkiezingen vrij zullen verlopen. Zimbabwe heeft al aangekondigd dat het de waarnemers uit de Europese Unie en de Verenigde Staten niet zal toelaten. Een rapport van de International Crisis Group stelde dat het best mogelijke resultaat een verkiezing is die ‘correct verloopt op de dag zelf, maar diep wordt ontsierd door de maandenlange ondemocratische praktijken’.